04 mei Gezondheidsaspecten
Heupdysplasie
Heupdysplasie (HD) is een door erfelijke én uitwendige factoren bepaalde ontwikkelingsstoornis van de heupgewrichten. Sommige honden ondervinden hiervan ernstige hinder. Er zijn echter ook honden met meer of minder ernstige misvormingen van de heupgewrichten, die daarvan geen last lijken te hebben. De beoordeling van het gangwerk van deze honden geeft onvoldoende informatie over de toestand van de heupgewrichten. Meer informatie hierover kan worden verkregen door het maken van röntgenfoto’s van de heupgewrichten.
Voor een goede beoordeling van de heupgewrichten is een röntgenfoto van de hond in rugligging nodig, waarbij de hond exact recht moet liggen.
Bij de beoordeling van de HD-foto’s wordt gekeken naar de vorm van de heupkommen en de heupkoppen, de diepte van de heupkommen, de aansluiting van de heupkoppen in de heupkommen en de aanwezigheid van botwoekeringen langs de randen van de heupgewrichten.
Een indicatie voor de kwaliteit van de heupgewrichten is de zogenaamde “Norbergwaarde”. Hoe hoger de Norbergwaarde, hoe dieper de kop van het bovenbeen in de kom van de heup zit. Als de kop diep in de kom zit, dan zit dat vaak goed stevig en is er minder kans op botwoekeringen en andere problemen.
Bij een normaal heupgewricht ligt de Norbergwaarde vaak tussen de 30 en 40. Een hond met een lage Norbergwaarde heeft ondiepe heupkommen en/of een slechte aansluiting van de gewrichtsdelen en kan vaak niet meer de hoogste score (A) halen, in uitzonderlijke gevallen zijn de heupen toch van voldoende kwaliteit dat er een HD A kan worden toegekend.
Een normale of zelfs hoge Norbergwaarde betekent helaas niet zonder meer dat de betreffende hond goede heupgewrichten heeft. De uiteindelijke HD-beoordeling is namelijk van meer factoren afhankelijk, zoals de aansluiting van de gewrichtsdelen en eventuele botafwijkingen. Er is een rechtstreekse koppeling tussen de ernst van de botafwijkingen en de uitslag: zeer lichte botafwijkingen (1) leiden tot de beoordeling HD B, lichte botafwijkingen (2) leiden tot de beoordeling HD C, en ernstige botafwijkingen (3) leiden tot de beoordeling HD D.
Er kan ook sprake zijn van “vormveranderingen”. Meestal gaat het dan om een afvlakking van de voorste rand van de heupkom. De aanwezigheid hiervan wordt wel vermeld, maar heeft in het algemeen geen doorslaggevende betekenis voor de einduitslag.
Alle gegevens samen bepalen de definitieve eindbeoordeling. Het kan zijn dat slechts één aspect de doorslag geeft, maar het kunnen ook meerdere factoren samen zijn die de uiteindelijke eindbeoordeling bepalen. Dit wordt vermeld op het certificaat.
Er zijn verschillende FCI-einduitslagen mogelijk:
- HD A (=negatief): je hond is op basis van de röntgenfoto vrij van HD; dit betekent niet dat je hond geen “drager” van de afwijking kan zijn.
- HD B (=overgangsvorm): op de foto’s zijn kleine veranderingen zichtbaar die het gevolg zijn van heupdysplasie.
- HD C (=licht positief) of HD D (=positief): je hond laat duidelijke veranderingen zien die passen in het ziektebeeld van HD.
- HD D (=positief): je hond laat duidelijke veranderingen zien die passen in het ziektebeeld van HD.
- HD E (=positief in optima forma): de heupgewrichten zijn ernstig misvormd.
Houd er rekening mee dat een HD A uitslag niet betekent dat je hond nooit last zal krijgen van HD. Omgekeerd betekenen duidelijke misvormingen ook niet dat de hond er beslist last van zal krijgen. Het is wel verstandig om er op te letten dat je de heupgewrichten van je hond niet te zwaar belast. In geval van twijfel kun je dit met je dierenarts bespreken.
De F.C.I.-beoordeling is een weergave van de HD-beoordeling naar een internationaal geldende code, waardoor het mogelijk wordt de HD-uitslagen uit bij de F.C.I. aangesloten landen te vergelijken.
De hond dient ten tijde van het HD-onderzoek minimaal de leeftijd van 18 maanden te hebben.
Patella luxatie
De patella (knieschijf) zit in de pees van de grote dijbeenspier. Er komen grote krachten op deze spier zodat de poot het lichaam kan dragen en honden kunnen staan, lopen en springen. Om te zorgen dat de knieschijf in het midden van het gewricht blijft is er een groeve, waar de knieschijf doorheen glijdt. Als de knieschijf uit de groeve schiet (patella luxatie), kan dat been het lichaamsgewicht niet meer dragen.
Net als bij heupdysplasie en elleboogdysplasie is er een erfelijke basis, maar spelen ook omgevingsfactoren een rol.
Omdat het exterieur (uiterlijk) erfelijk bepaald is, is de aanleg voor knieproblemen ook voor een deel erfelijk. Wanneer een hond O-benen heeft, wordt de knieschijf naar binnen getrokken. Deze honden ontwikkelen eerder een patella luxatie waarbij de patella over de rand van de groeve naar binnen schiet. Wanneer een hond een koehakkige bouw heeft, wordt de knieschijf wat meer naar buiten getrokken en zijn er vaker problemen met het naar de buitenzijde verplaatsen van de knieschijf.
Vaak zie je dat een kleine hond met patella luxatie een huppel maakt, met één van zijn achterpootjes hoog opgetrokken. In milde gevallen schiet de knieschijf vanzelf terug zodra de achterpoot weer in de normale stand staat. Als de aandoening erger is of wordt, schiet de knieschijf regelmatig van zijn plaats. In ernstige gevallen van patella luxatie is het kraakbeen van de groeve dusdanig misvormd (afgevlakt) dat de knieschijf constant uit de groeve (van zijn plaats) is.
Om na te gaan of de hond patella luxatie heeft, moet de hond fysiek onderzocht worden, het is niet mogelijk om met röntgenfoto’s de patella luxatie gradatie te bepalen.
Elke hond wordt zonder verdoving op een onderzoektafel onderzocht. Wanneer de hond helemaal ontspannen zou zijn (zoals bij een verdoving) dan wordt de knieschijf niet meer goed in de groeve getrokken. Wanneer een hond te veel spierspanning heeft, is de Patella luxatie gradatie ook niet goed te bepalen. De dierenarts moet er dus voor zorgen dat de hond enigszins ontspannen is.
Voordat de dierenarts het onderzoek begint, zal er eerst gevraagd worden of de hond problemen heeft gehad met lopen (huppelen of af en toe door de poot zakken).
Het onderzoek wordt daarna bij zowel het staande als het liggende dier uitgevoerd. Dit is van belang omdat de spierspanning anders is wanneer de hond staat of ligt. De dierenarts voelt met zijn vingers en duimen of de knieschijf uit de groeve gedrukt kan worden. Dit gebeurt heel precies en met lichte druk. Vervolgens wordt er, als de knieschijf uit de groeve gaat, gevoeld of de knieschijf uit zich zelf weer in de groeve teruggaat. De dierenarts beweegt de poot van gestrekte stand naar gebogen stand en voelt daarbij aan de knie en de knieschijf. Soms laat de hond wel merken dat dit pijn doet, niet zozeer door druk op de knieschijf, maar al door het buigen het strekken van het kniegewricht. Al deze bevindingen dragen bij aan de gradatie voor patella luxatie. Daarnaast voelt en luistert de dierenarts naar het gewricht en voelt hij of de rand van de groeve mooi glad is, of er aanwijzingen zijn voor gewrichtsslijtage, etc.
De volgende gradaties van patella luxatie (PL) worden gehanteerd:
- Patella luxatie vrij (vast):
De knieschijf is met nauwkeurig onderzoek bij de ontspannen hond niet uit de groeve van het dijbeen te verplaatsen. - Patella luxatie vrij (flexibel):
De knieschijf is makkelijk te verschuiven in zijwaartse richting tot op de rand van de groeve, maar er niet overheen. - Patella luxatie Graad 1:
Alleen bij zijwaartse druk op de patella is deze te verplaatsen (naar binnen en/of naar buiten) uit de groeve en keert, na loslaten, spontaan direct terug in de groeve. - Patella luxatie Graad 2:
De patella luxeert spontaan uit de groeve naar binnen en/of naar buiten en keert ook weer spontaan terug in de groeve door draaien aan het onderbeen. - Patella luxatie Graad 3:
De patella ligt permanent (blijvend) buiten de groeve, naar binnen of naar buiten, maar is manueel terug te plaatsen in de groeve. - Patella luxatie Graad 4 / operatie:
De patella ligt permanent buiten de groeve, naar binnen of naar buiten, en is niet manueel terug te plaatsen in de groeve. Graad 4 wordt ook gegeven aan honden die voorafgaande aan het onderzoek geopereerd zijn, waardoor de Patella luxatie graad niet te beoordelen is.
De hond dient ten tijde van dit onderzoek minimaal 12 maanden oud te zijn.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.